zaterdag 5 april 2014

Beeldtaalopdracht

Hoofdstuk 4 Inleiding
De meeste mensen vinden een rustige en overzichtelijke vormgeving prettig, zo merkten de Gestalt-Psychologen. Ons werkgeheugen is buitengewoon beperkt volgens de ‘ Cognitive Load Theory’ (Cooper 1990). Gestalt zorgt ervoor dat de breinbelasting afneemt. In andere woorden: Eenvoud geeft ruimte.




Hoofdstuk 4.1 Gestalt = eenvoud
Het kenmerk van Gestalt is eenvoud. Groeperen van visuele informatie zorgt voor de nodige eenvoud en helpt ons de wereld om ons heen te ordenen. Als de Gestaltwetten goed worden toegepast zal dit zorgen voor visuele orde en daardoor ook visuele begrip en een lagere breinbelasting. Orde scheppen door je aan een stramien te houden werkt prettig voor de gebruiker. Denk maar bijvoorbeeld aan een kraan, warm is altijd links en koud is altijd rechts. Een gebruiker zo min mogelijk laten puzzelen door het goed toepassen van de Gestaltwetten schept dus orde. Een van de belangrijkste functies van de Gestaltwetten is sorteren – weten wat bij elkaar hoort. Gestaltwetten staan niet op zichzelf: ze versterken elkaar en vullen elkaar aan. Sommige wetten zullen sterker zijn dan andere omdat zij een sterkere visuele impact hebben.





Hoofdstuk 4.2 Wet van voorgrond en achtergrond
De Deense psycholoog Edgar Rubin (1886-1951) was de eerste die de wet van voorgrond en achtergrond systematisch onderzocht. Rubins idee komt erop neer dat van een afbeelding sommige onderdelen een prominente rol spelen (voorgrond), en dat andere naar de achtergrond worden verdrongen. De afbeelding wordt daardoor als het ware in twee delen onderverdeeld.
(fig 4.2)
Hoofdstuk 4.3 Wet van eenvoud
De belangrijkste vraag die voortkomt vanuit de Wet van eenvoud: Welke onderdelen heb ik nodig, en welke niet? Eenvoud kan het beste bereikt worden door enkel de juiste dingen over te houden, volgens John Maeda van MIT Media Lab. Zo is er bij de website van het Parool goed gebruik gemaakt van de Wet van Eenvoud. De items zijn goed horizontaal en verticaal uitgelijnd met een wit achtergrond.

(fig 4.3)

Hoofdstuk 4.4 Wet van nabijheid
Het grote belang van de Wet van nabijheid is er voor te zorgen dat dingen die bij elkaar horen in de buurt van elkaar worden geplaatst. Hiermee voorkom je zoekplaatjes. Een goed voorbeeld waarbij de Wet van nabijheid wordt toegepast is bij de navigatie voor een website. De navigatie items die bij elkaar staan horen ook bij elkaar.
(fig 4.4)
Hoofdstuk 4.5 Wet van Overeenkomst
De wet van overeenkomst is een van de belangrijkste Gestaltwetten, omdat allerlei andere wetten hiervan zijn afgeleid. Goed gebruik van deze wet maakt tal val visuele producten gebruiksvriendelijker. Elementen die op elkaar lijken worden als groep waargenomen. Elementen die veel van elkaar verschillen, worden als aparte elementen waargenomen.
(fig 4.5)
Hoofdstuk 4.6 Wet van symmetrie
De wet van symmetrie is een subwet van de Wet van Overeenkomst. Symmetrische beelden worden als eenheid ervaren, zelfs al staan ze op afstand van elkaar. Een symmetrisch gezicht wordt als mooier beschouwd dan een asymmetrisch gezicht.




Hoofdstuk 4.7 Wet van gelijke achtergrond
Ook de Wet van gelijke achtergrond is een uitbreiding van de Wet van Overeenkomst. Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel. Een overeenkomstige achtergrondkleur is een van de meest effectieve manieren om voorwerpen te groeperen. De wet van gelijke achtergrond overtreft in sterkte bijvoorbeeld de Wet van Nabijheid en de Wet van overeenkomst.
Hoofdstuk 4.8 Wet van gelijke bestemming
Deze wet is vooral van belang bij bewegende beelden, zoals film, video of internet. In feite is dit een uitbreiding van de wet van overeenkomst. Dingen die dezelfde kant op bewegen, worden gezien als eenheid. Beweging ten opzichte van stilstand zorgt voor focus.
Hoofdstuk 4.9 Wet van geslotenheid
De Wet van geslotenheid is ingedeeld in twee subwetten: de Wet van ingeslotenheid en de Wet van het ingevulde hiaat. Zelfs als een visuele prikkel afwezig is, wil ons brein een regelmatig plaatje afmaken.





Hoofdstuk 4.10 Wet van Ingeslotenheid
Voorwerpen omrand door een lijn worden als geheel gezien. Voorwerpen van elkaar gescheiden door een lijn worden als aparte elementen waargenomen. Deze vorm van Gestalt- iets zien wat er eigenlijk niet is- heeft alles te maken met de tweede interpretatie van de Wet van het ingevulde hiaat.
(fig 4.10)
Hoofdstuk 4.11 Wet van ingevulde hiaat
Dingen die er niet zijn worden door onze hersenen ingevuld zodat toch een logisch verband ontstaat. Denk hierbij aan het plaatje van een mannelijke of vrouwelijke figuur bij de WC. Onze hersenen vullen ontbrekende visuele informatie aan, zodat we allemaal zelf invullen wat het plaatje betekent.
(fig 4.11)



Hoofdstuk 4.12 Wet van continuïteit
Voorwerpen die in een doorgaande lijn of volgorde zijn geplaatst, worden als geheel waargenomen en aan elkaar gekoppeld in tijd en/of plaats. We lezen van links naar rechts en van boven naar beneden, we bekijken informatie het liefst met de klok mee. Informatie die op een andere manier is gerangschikt brengt onze hersenen in de war.
Hoofdstuk 4.13 Wet van ervaring
We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we al kennen. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een hyperlink. Als we op een website dikgedrukte of onderstreepte tekst zien met een andere kleur, weten we dat het een link is naar een andere website. De hyperlink minimaliseert het geheugengebruik van de bezoeker.
(fig 4.13)
Hoofdstuk 4.14 Gestalt als totaalbeleving
De afzonderlijke Gestaltwetten staan niet op zichzelf maar versterken elkaar en vullen elkaar aan. Meestal worden deze in samenspel toegepast. Sommige zijn sterker dan andere, wat wil zeggen dat ze een sterkere visuele impact hebben.

Hoofdstuk 5 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar een verzameling theorieën die gericht zijn op de betekenis van beelden, of nog preciezer op de manier waarop mensen in een communicatieve situatie betekenis geven.
Hoofdstuk 5.1 Tekens om ons heen
Semiotici noemen elementen die betekenis dragen tekens. Tekens zitten niet alleen in taal of beeld, maar in alles om ons heen. Alles kan in principe een teken zijn. Voorwaarde daarvoor is dat het waarneembaar is en iets vertegenwoordigt dat niet aanwezig is: een object waar naar verwezen wordt.

Code en conventies: Om een teken te begrijpen moeten we een code kennen. Als we die niet kennen moeten we ernaar op zoek gaan.

Context en aanwijzingen: Vaak geeft de plaats, de omgeving of context van het teken aanwijzingen in welke richting we de betekenis van het teken moeten zoeken.
(fig 5.1)
Combinaties met andere tekens: Tekens krijgen vaak hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens. Die combinaties gaan dan ook meestal via codes en conventies. De semiotiek gaat er namelijk vanuit dat betekenissen ook voor een belangrijk deel via tegenstellingen tot stand komen. Het concept ‘rijk’ geeft alleen betekenis doordat we het concept ‘arm’ kennen.
Interpretatie: Behalve dat een teken waarneembaar is en in de plaats van iets anders staat, is het iets dat aanzet tot interpretatie. Het teken verwijst niet alleen naar een object, het doet er ook een uitspraak over. Deze uitspraak noemen we de interpretatie.
Hoofdstuk 5.2 Drie soorten tekens volgens Peirce
Peirce onderscheidt drie typen relaties tussen een teken en dat waar het teken naar verwijst.
- Een iconische teken is als het gelijkenis vertoont met iets anders. Wat je ziet lijkt heel erg op wat er is afgebeeld.
(fig 5.2)
- Indexicale tekens zijn tekens als het een belangrijke verwantschap vertoont met het object zonder erop te lijken. Dat waarnaar het indexicale teken verwijst, is altijd specifiek bepaald.
- Symbolische tekens zijn tekens waarbij het symbool staat voor het object. Denk bijvoorbeeld bij een kruis voor de kerk, en de kruis van de Rode Kruis.
Hoofdstuk 5.3 Betekenislagen: de theorie van Barthes
Volgens Barthes krijgen tekens in principe altijd op twee niveaus betekenis: op een denotatief en een connotatief niveau. De tweedeling heeft betrekking op ten eerste het herkennen wat er wordt afgebeeld en ten tweede het begrijpen welke ideeën en waarden er worden gepresenteerd en wat de betekenis ervan is.

- Denotatie : de Denotatieve betekenis is het herkennen wat er wordt afgebeeld. Denotatie berust op wat Barthes noemt ‘antropologische kennis’, algemeen gedeelde kennis. Je kunt in Detonatie twee lagen aanbrengen. In het eerste niveau gaat het om zaken als vorm, rangschikking, grootte, onderlinge afstanden, proporties, materiaal, kleur enzovoort. In het tweede niveau leg je de link met het object dat je ziet en de kennis die je al hebt.
(fig 5.3)
- Connotatie: Connotatie is het gevoelswaarde. Net als Denotatie kun je de Connotatie van beeld ook onderverdelen in twee niveaus, namelijk primaire en secundaire connotatie. Betekenissen die je verleent op grond van cultuur, de sociale groep waartoe je behoort en op grond van je persoonlijke ervaring. Bij de primaire connotatie komen gevoelens waarvan je kunt vermoeden dat veel mensen ze delen aan bod. Bij subjectieve connotatie kan het beeld herinneringen opbrengen op grond van persoonlijke waarden.
(fig 5.4)
Hoofdstuk 5.4 Wie heeft gelijk Barthes of Peirce?
Barthes beschrijft een psychologisch proces, terwijl Peirce de wijze beschrijft waarop een teken naar een object verwijst. Het proces van betekenisgeving zoals Barthes het beschrijft, is wederkerig: Het publiek kan tekens een andere betekenis geven dan de maker van het beeld ermee had bedoeld. Bij Peirce gaat het enkel om wat het teken afbeeldt.




Hoofdstuk 5.5 Wat hebben we aan deze wetenschap?
Semiotische begrippen geven je een instrument om gestructureerd te praten over het proces van begrijpen en de betekenis van beeld. Dankzij de driedeling van Peirce zien we dat voor symbolische betekenis de meeste kennis nodig is. In het bijzonder kennis van codes in een culturele groep. Als je de doelgroep niet kent kun je bij het produceren van beeldtaal het beste kiezen voor een teken waar de minste kennis voor nodig is en de betekenis op een zo laag mogelijk gecodeerd niveau houden. Dankzij de vierdeling van Barthes zien we dat de mate waarin je het effect van het beeld kunt voorspellen afneemt, naarmate het betekenis niveau stijgt. Barthes leert ons ook dat je diepe indruk kunt maken door je doelgroep op hogere niveau aan te spreken. Het geeft je toeschouwers het gevoel dat de boodschap echt voor hen bedoeld is. Daarnaast geeft het ze voldoening dat ze de tekens begrijpen die niet voor iedereen helder zijn. Besef dat de context waarin een teken wordt waargenomen waarneming, ervaring en afspraken beïnvloedt. Daardoor kunnen ook diverse betekenissen worden beïnvloed.





Hoofdstuk 6: Retorica: Beelden die overtuigen

6.1 Klassieke retorica: overtuigingskunst
-          Inventio: inhoud, argumenten, voorbeelden en anekdotes die passen bij de doel en publiek en vooral wat past bij de omstandigheden en tijd (kairos is perfecte timing).
-          Dispositio: ordenen van de gevonden inhoud en argumenten op een slimme manier.
-          Elocutio: inhoud verwoorden met veel gevoel voor stijl, met humor, of met bijzondere staaltjes taalgebruik, zoals vergelijkingen, herhalingen en woordspelingen:



Figuur 1: Suggesties aan Nutella
-          Memoria: je maakt je vertrouwt met het verhaal door goed te oefenen – met powerpoint of autocue – en kijkt of de tekst goed bekt en lekker loopt.
-          Actio: tekst presenteren op professionele manier.

6.2 Moderne retorica
Halverwege de 20e eeuw nam retorica toe. Een toenemende invloed van media, fotografie, radio, televisie, de ontwikkeling van van de psychologie en de opkomst van vakken als marketing gingen hand in hand met nieuwe nieuwsgierigheid naar manieren waarop we mensen kunnen overtuigen rondom de vraag: welke boodschappen overtuigen welk publiek waarom?:


Figuur 2: The New Rhetoric: A Treatise on Argumentation

6.3 Retorica en het beeld
Wat betekent het om op een retorische manier beeld te analyseren? Retorische analyse trechtert onze waarneming en dirigeert die naar middelen die overtuigen en hun (vermoedelijke) effecten op verschillende doelgroepen. De klassiekere retorica verschaft ons een overzicht van middelen en termen, kortom een analyse-instrument om die zaken die overtuigingskracht beïnvloeden te benoemen, aangevuld met enkele moderne elementen als framing en salience.
6.4 Ethos, pathos en logos
Ethos: vergoot zijn geloofwaardigheid als hij direct of indirect naar zijn eigen kwaliteiten verwijst:

Figuur 3: Erasmus Universiteit Rotterdam (betrouwbare bron)
-          Pathos: heeft betrekking op het inspelen van emoties van het publiek.
-          Logos: heeft betrekking op het inspelen van de argumenten waarmee hij zijn publiek probeert te overtuigen.

6.5 Kairos: het juiste moment
Kairos is een centraal begrip in de retorica: de aanpassing van de spreker van zijn boodschap aan precies deze omstandigheden en deze tijd. Voorbeeld: voor de fotograaf is kairos, dat hij van alle momenten precies dat ene goede kiest:


Figuur 4: U.S. Marines raise the flag on Iwo Jima in Joe Rosenthal's famous photograph
6.6 Klassieke stijlfiguren
Het enorme assortiment aan opvallende kleuren, geuren en smaken verleiden kijkers tot consumptie: om de boodschap tot zich te nemen. Uit onderzoek is gebleken dat advertenties met retorische vormen beter worden onthouden.
6.7 Schema’s: regelmatigheden
-          Rijm: de perspectieven zij zo gekozen dat het beeldrijm maximaal is.
-          Verbo-picturaal schema: tekst wordt door beeld aangevuld.
-          Repetitio: herhaling van een beeld of een boodschap wordt beter onthouden:


Figuur 5: Coca-Cola green bottles by Andy Warhol (1962) (repetitio)
-          Contrast: de tegenstelling is een buitengewoon stek middel om aandacht te trekken:
Figuur 6: Photographic Composition Preview: Contrast




6.8 Tropen: onregelmatigheden
-          Metafoor: verduidelijkt een object of idee door een beschrijving van iets anders met gelijke karakteristieken.
-          Synecdoche: waarbij een deel staat voor het geheel. En waar het geheel staat voor een deel.
-          Vergelijking: een beeld dat bepaalde vergelijkbare eigenschappen hebben:


Figuur 7: Organisaties zijn net mensen (vergelijking)
-          Personificatie: zaken of dieren worden als personen voorgesteld:




Figuur
8: ''Cars 2'': Thrown rods (personificatie)
-          Hyperbool: overdrijving, soms in de vorm van beeldspraak of clichés.
-          Oxymoron: twee zaken die tegelijkertijd worden gebruikt die elkaar tegen spreken, die weer een beetje lijkt op de schijnbare tegenstelling (paradox).

-          Pastiche: nabootsing van het werk van een bekende auteur:


Figuur 9: BP Horizon Cover by Pastiche Pastiche
6.9 Retorisch model
-          Selectie: in het proces van framing worden bepaalde zaken weergegeven en andere worden weggelaten. De vraag is dan: wat wordt weegegeven en wat niet en waarom dat wel en iets anders niet?
-          Salience: wat wordt weergegeven ook op een bepaalde manier opvallend, in het oog springend, wordt gemaakt (cameravoering, kleurgebruik, perspectief, enz.).
-          Spin: het middel om aan iets een draai te geven daardoor je het onderwerp in een gewenst perspectief plaatst (de ideale plaats voor spin in combinatie met beeld is het bijschrift).





 Bronnen
Figuur 4.2: Wet van Voorgrond en Achtergrond ;  Inuit aan het verven of gezicht? http://www.usdla.org/html/journal/NOV02_Issue/article01.html#_The_AHSC/298_Stone
Figuur 4.3: Wet van Eenvoud ; Website Parool.nl
http://www.parool.nl/
Figuur 4.4: Wet van Nabijheid ; Navigatie van een website
http://www.jungleminds.nl/artikelen/een-kwestie-van-perceptie-hoe-gestalt-wetten-helpen-bij-optimalisatie-van-je-website/
Figuur 4.5: Wet van Overeenkomst ; Cosmeticamerk
privé foto Aida Nooshin
Figuur 4.10: Wet van Ingeslotenheid ; Weervoorspelling opgedeeld in dagen
http://www.weeronline.nl/Europa/Nederland/Amsterdam/4058223
Figuur 4.11: Wet van Ingevulde Hiaat ; Oversteekplaats http://destelbergenheusden.openvld.be/Library/nieuws/full/nieuws_d42cfa9b-8fb3-475b-95c2-c1af42398a05.jpg
Figuur 4.13: Wet van Ervaring; Hyperlinks naar een andere website
http://en.wikipedia.org/wiki/Main_Page
Figuur 5.1:Combinaties met andere tekens ; Concept ‘rijk’ en ‘arm’
http://plzcdn.com/ZillaIMG/d16e7a7da3810c780d3060e10e8913a7.jpg
Figuur 5.2: Iconische teken ; David van Michelangelo
http://www.florenceinferno.com/wp-content/uploads/2013/09/David-accademia.jpg
Figuur 5.3: Denotatie ; logo van fastfoodketen
http://static3.wikia.nocookie.net/__cb20120307000445/logopedia/images/e/e9/Mcdonalds-95-logo.png
Figuur 5.4: Connotatie ; Mondrian dress van Yves Saint Laurent
Privé collectie Aida Nooshin
Bronnenlijst:
Sandman. (2010, 31 januari). Suggesties aan Nutella, van http://www.sandman.be/1396/nutella/
Butlerscinemascene. (2011, 24 juni). ‘’Cars 2’’: Thrown rods, van http://butlerscinemascene.com/2011/06/24/thrown-     rods/
Perelman C. & Olbrechts-Tyteca L. (1969). The New Rhetoric: A Treatise on Argumentation, van http://www.goodreads.com/book/show/98694.The_New_Rhetoric
Erasmus Universiteit Rotterdam. (2013). Erasmus Universiteit Rotterdam, van http://www.eur.nl
National Park Service. (n.d.). Iwo Jima, van http://www.learnnc.org/lp/editions/nchist-worldwar/5892
Warhol A. (1962). Coca-Cola green bottles, van http://www.pinterest.com/pin/291256300871990744/
Vballer6. (2011, 29 maart). Photographic Composition Preview: Contrast, van http://daynao.wordpress.com/category/uncategorized/
Wichers Schreur R. (2011, 27 juli). Organisaties zijn net mensen, van http://www.innovatieforganiseren.nl/gastcolumns/organisaties-zijn-net-mensen/
Phosphor Art – Artists and Illustrators Agents in London. (n.d.). Pastiche Pastiche, van http://www.phosphorart.com/pastiche-pastiche/


Geen opmerkingen:

Een reactie posten